Salaris, salaristoeslagen en vergoedingen

Hoofdstuk 3 Salaris, salaris­toeslagen en vergoedingen

 
 

§1 | ALGEMEEN

 

Artikel 3.1 | Vaststellen en waarderen functies

 
  1.  

    De werkgever stelt de functies vast.

  2.  

    Het systeem van functiewaardering is HR21, tenzij de werkgever een ander systeem van functiewaardering heeft vastgesteld. De werkgever beschrijft en waardeert elke functie volgens het systeem.

  3.  

    De werkgever stelt de conversietabel vast. De werkgever vertaalt, op basis van die conversietabel, de waardering van elke functie in een schaal.

 

Artikel 3.2 | Uitbetalen

 

De uitbetaling van salaris, salaristoelage(n), vergoedingen en uitkeringen vindt maandelijks plaats, tenzij in deze cao anders is bepaald.

 

§2 | SALARIS

 

Artikel 3.3 | Overeenkomen van het salaris

 
  1.  

    De werkgever en de werknemer komen een salaris overeen, dat staat in de salaristabel die hoort bij de functieschaal.

  2.  

    De werkgever en de werknemer kunnen 1 schaal lager dan de functieschaal overeenkomen. Dat kan als de werknemer nog niet voldoet aan eisen van ervaring, geschiktheid en bekwaamheid.

  3.  

    De salaristabel is per 1 januari 2024:

  4.  
  5.  
  6.  

    De salaristabel is per 1 oktober 2024:

  7.  
  8.  
 
  1.  

    Voor de werknemer in artikel 2.7 lid 2 geldt een aparte salarisschaal A. De salaristabel van salarisschaal A is:

  2.  
 
  1.  

    Het startsalaris in de salaristabel in lid 3 is omgerekend naar het salaris per uur minimaal €14. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd met de cao contractloonstijging.

  2.  

    Als het salaris in de salaristabel in lid 4 omgerekend naar het salaris per uur lager is dan €14, heeft de werknemer minimaal recht op een salaris per uur van €14. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd met de cao contractloonstijging.

  3.  

    Als het salaris per uur onder het voor de werknemer geldende WML uurloon ligt, heeft de werknemer minimaal recht op het voor hem geldende WML uurloon overeenkomstig de bepalingen in de WML voor werknemers van 21 jaar en ouder.

 

Artikel 3.4 | Salarisverhoging

 
  1.  

    Jaarlijks wordt het salaris van de werknemer verhoogd naar de volgende periodiek van de functieschaal als de werknemer:

    1.  

      voldoende functioneert, en

    2.  

      het maximum van de functieschaal nog niet heeft bereikt, en

    3.  

      minimaal 12 maanden geleden in dienst is gekomen, de laatste periodieke salarisverhoging kreeg of promotie kreeg.

  2.  

    De werkgever kan voor een werknemer of een groep werknemers een vaste periodiekdatum vaststellen. De eerste periodiek kan dan in de eerste 12 maanden van het dienstverband plaatsvinden.

  3.  

    De werkgever kan aan het geven van een salarisverhoging aanvullende voorwaarden verbinden.

  4.  

    In afwijking van lid 1 en 2 kan de werkgever op een ander moment een extra periodieke salarisverhoging geven.

 

Artikel 3.5 | Verlaging salarisschaal

 
  1.  

    De werkgever en de werknemer kunnen overeenkomen dat de werknemer een andere functie met een lager salaris gaat uitoefenen met aanpassing van het salaris.

  2.  

    Hoofdstuk 3.6 van het Pensioenreglement is van toepassing als de werknemer zijn loopbaan afbouwt en binnen 10 jaar de pensioenrekenleeftijd bereikt.

 

Artikel 3.6 | Promotie

 

De werknemer die door promotie in een hogere salarisschaal komt, krijgt vanaf de dag dat de promotie ingaat een hoger salaris. 

 

Artikel 3.7 | Uitloopschaal

 

Doorgroei van het salaris van de werknemer naar een uitloopschaal is mogelijk als dit op 31 december 2015 in een regeling stond.

 

§3 | SALARISTOELAGEN

 

Artikel 3.8 | Functioneringstoelage

 
  1.  

    De werkgever kan aan de werknemer een functioneringstoelage geven als de werknemer:

    1.  

      het maximum van de functieschaal heeft bereikt; en

    2.  

      meerdere jaren zeer goed of uitstekend zijn werk heeft gedaan; of

    3.  

      bijzondere prestaties heeft geleverd.

  2.  

    De functioneringstoelage duurt maximaal 12 maanden. De werkgever kan na die 12 maanden opnieuw een functioneringstoelage geven.

  3.  

    De functioneringstoelage is maximaal 10% van het salaris.

 

Artikel 3.9 | Arbeidsmarkttoelage

 
  1.  

    De werkgever kan aan de werknemer een arbeidsmarkttoelage geven als het moeilijk is personeel in dat vakgebied te krijgen.

  2.  

    De arbeidsmarkttoelage duurt maximaal 36 maanden. Na deze periode kan opnieuw een arbeidsmarktoelage worden gegeven als de knelpunten op de arbeidsmarkt voortduren.

  3.  

    De arbeidsmarkttoelage is maximaal 15% van het salaris.

 

Artikel 3.10 | Waarnemingstoelage

 
  1.  

    De werknemer die tijdelijk een hoger gewaardeerde functie waarneemt, krijgt voor die periode een waarnemingstoelage. Dit geldt niet als de waarneming deel uitmaakt van de eigen functie.

  2.  

    De waarnemingstoelage is bij volledige waarneming het verschil tussen het salaris van de werknemer en het salaris dat hij zou krijgen in de hogere functieschaal.

  3.  

    Bij gedeeltelijke waarneming krijgt de werknemer een waarnemingstoelage naar rato.

 

Artikel 3.11 | Toelage onregelmatige dienst

 
  1.  

    De werknemer die valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden in artikel 5.5 krijgt een toelage onregelmatige dienst als hij op onregelmatige uren werkt.

  2.  

    De toelage is een percentage van het salaris per uur van de werknemer:

  3.  
     
    • Onregelmatige dienst op
      Percentage
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 06.00 en 08.00 en tussen 18.00 en 22.00 uur
       
      20%
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 00.00 en 06.00 en tussen 22.00 en 24.00 uur
       
      40%
    • Zaterdag Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      40%
    • Zondag en feestdagen in artikel 6.6 Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      65%
 
  1.  

    Het salaris per uur is hierbij maximaal gelijk aan het maximumsalaris van salarisschaal 8.

  2.  

    De werknemer krijgt in een week geen toelage onregelmatige dienst als hij in die week maar 1 keer maximaal  3 uur op onregelmatige tijden heeft gewerkt.

 

Artikel 3.12 | Buitendagvenstertoelage

 
  1.  

    De werknemer krijgt een buitendagvenstertoelage als:

    1.  

      de werknemer onder de standaardregeling voor de werktijden in artikel 5.4 valt; en

    2.  

      de werkgever met de werknemer is overeengekomen dat hij buiten het dagvenster werkt.

  2.  

    De buitendagvenstertoelage is een percentage van het salaris per uur van de werknemer:

  3.  
     
    • Buitendagvenster op
      Percentage
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 00.00 en 24.00 uur buiten het dagvenster
       
      50%
    • Zaterdag Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      75%
    • Zondag en feestdagen in artikel 6.6 Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      100%
 
  1.  

    De werknemer die tijdens een beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, krijgt over de gewerkte uren buiten het dagvenster ook een buitendagvenstertoelage.

  2.  

    Als de werknemer en de werkgever het niet eens worden over afwijkende werktijden in de standaardregeling in artikel 5.4 lid 11, dan krijgt de werknemer een buitendagvenstervergoeding voor de gewerkte uren.

  3.  

    De werknemer met een functie in functieschaal 11 of hoger krijgt geen buitendagvenstertoelage.

 

Artikel 3.13 | Toelage beschikbaarheidsdienst

 
  1.  

    De werknemer die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, krijgt een toelage beschikbaarheidsdienst, ook als hij wordt opgeroepen om te werken.

  2.  

    De toelage beschikbaarheidsdienst is een percentage van het salaris per uur van de werknemer:

  3.  
     
    • Beschikbaarheidsdienst op
      Percentage
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      5%
    • Zaterdag, zondag en feestdagen in artikel 6.6 Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      10%
 
  1.  

    Het salaris per uur is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het maximumsalaris van salarisschaal 8.

  2.  

    De werkgever kan ten gunste van de werknemer van dit artikel afwijken als de werknemer als arts in dienst is van de GGD of GHOR of als de werknemer werkzaam is in het crisispiket.

 

Artikel 3.14 | Inconveniëntentoelage

 

De werkgever kan een regeling vaststellen voor de toekenning van een inconveniëntentoelage bij niet vermijdbaar zwaar, onaangenaam of gevaarlijk werk.

 

Artikel 3.15 | Garantietoelage

 

De werkgever kan aan een werknemer van wie het salaris of salaristoelage(n) lager worden een garantietoelage geven.

 

Artikel 3.16 | Afbouwtoelage

 
  1.  

    Als de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst of de inconveniëntentoelage blijvend lager wordt of eindigt, krijgt de werknemer een afbouwtoelage. Dit geldt als:

    1.  

      de werknemer de reden van de verlaging niet zelf heeft veroorzaakt; en

    2.  

      de werknemer deze salaristoelage(n) zonder onderbreking van meer dan 2 maanden tijdens minimaal 36 maanden heeft gekregen; en

    3.  

      het bedrag van de verlaging of beëindiging minimaal 3% van het salaris is.

  2.  

    De afbouwtoelage duurt maximaal 36 maanden en is een percentage van het af te bouwen bedrag:

 
  1.  
     
     
    • Duur afbouwtoelage
      Percentage
    • Van 1 tot en met 12 maanden
       
      75%
    • Van 13 tot en met 24 maanden
       
      50%
    • Van 25 tot en met 36 maanden
       
      25%
 
  1.  

    De afbouwtoelage wordt verrekend met een salarisverhoging die de werknemer krijgt als hij een hoger gewaardeerde functie gaat uitoefenen.

  2.  

    Als de hoogte van het af te bouwen bedrag wisselde, is de afbouwtoelage het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden.

  3.  

    Dit artikel geldt niet als voor de werknemer voorzieningen zijn getroffen in een sociaal plan.

 

§4 | VERGOEDINGEN

 

Artikel 3.17 | Jubileumuitkering

 
  1.  

    De werknemer krijgt een jubileumuitkering als hij 25, 40 en 50 jaar in dienst is bij een bij de Stichting Pensioen fonds ABP aangesloten werkgever.

  2.  

    Bij 25 jaar is de jubileum uitkeringde helft van het salaris en salaris­toelage(n) over de maand van jubileren, vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar is de jubileumuitkering het salaris en salaristoelage(n) over de maand van jubileren, vermeerderd met 8%.

  3.  

    De werknemer krijgt een jubileumuitkering naar rato als de werknemer:

    1.  

      binnen 5 jaar na de ontslagdatum een jubileumuitkering gekregen zou hebben; én

    2.  

      de AOW­-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt; én

    3.  

      ontslag wegens opheffing van de functie in artikel 7:669 lid 3, onder a BW krijgt; of

    4.  

      ontslag krijgt omdat hij volledig arbeidsongeschikt is naar het oordeel van UWV in artikel 7:669 lid 3, onder b BW.

  4.  

    De laatste maand voor de datum van ontslag is de basis voor de jubileumuitkering.

 

Artikel 3.18 | Uitstekend functioneren of bijzondere prestaties

 

De werkgever kan een regeling vaststellen voor de eenmalige toekenning van een bedrag aan 1 werknemer of een groep werknemers voor uitstekend functioneren of bijzondere prestaties. De werkgever kan het bedrag in meerdere termijnen uitbetalen.

 

Artikel 3.19 | Overwerkvergoeding

 
  1.  

    De werknemer die overwerk verricht en valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden in artikel 5.5 krijgt een overwerkvergoeding.

  2.  

    De overwerkvergoeding bestaat uit:

    1.  

      verlof en

    2.  

      een bedrag.

  3.  

    Het verlof is gelijk aan het aantal gewerkte uren overwerk.

  4.  

    Het bedrag is een percentage van het salaris per uur over het aantal gewerkte uren.

  5.  
     
    • Overwerk op
      Percentage
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 06.00 en 20.00 uur
       
      25%
    • Maandag tot en met vrijdag Tussen 20.00 en 24.00 uur
       
      50%
    • Dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag Tussen 00.00 en 06.00 uur
       
      50%
    • Maandag of de dag volgend op een feestdag Tussen 00.00 en 06.00 uur
       
      75%
    • Zaterdag Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      75%
    • Zondag en feestdagen in artikel 6.6 Tussen 00.00 en 24.00 uur
       
      100%
 
  1.  

    Het verlof in lid 2 onder a wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de werknemer en voor zover bedrijfs-­ en dienstbelangen dit toelaten kan de werknemer het verlof opnemen op een door hem aangegeven tijdstip.

  2.  

    Als het verlenen van verlof in lid 2 onder a niet mogelijk is, kan de werknemer kiezen voor:

    1.  

      uitbetaling van het salaris per uur, of

    2.  

      verlofsparen in artikel 6.5.

  3.  

    De werknemer die tijdens een beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, krijgt over de gewerkte uren ook een overwerkvergoeding.

  4.  

    De werknemer met een functie in functieschaal 11 of hoger krijgt geen overwerkvergoeding.

  5.  

    De werkgever kan ten gunste van de werknemer van dit artikel afwijken als de werknemer als arts in dienst is van de GGD of GHOR of als de werknemer werkzaam is in het crisispiket.

 

Artikel 3.20 | Vergoeding BHV, EHBO en interventieteam

 
  1.  

    De werknemer krijgt een vergoeding als hij naast zijn functie werkzaamheden verricht als:

    1.  

      bedrijfshulpverlener in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet; of

    2.  

      EHBO’er; of

    3.  

      lid van een anti­-agressie­- of interventieteam. 

  2.  
 
  1.  

    Voor het krijgen van de vergoeding is vereist dat de werknemer deelneemt aan opleiding en oefeningen.

 
  1.  

    De vergoeding is €220 per jaar, ongeacht de omvang van het dienstverband en ook als de werknemer meerdere werkzaamheden in lid 1 verricht.

 

Artikel 3.21 | Reis- en verblijfkostenvergoeding

 

De werkgever stelt een regeling vast voor vergoeding van reis-­ en verblijfkosten voor reizen die de werknemer voor de werkgever heeft gemaakt. Bij gebruik van het openbaar vervoer is de vergoeding op basis van het 2e klasse tarief.

 

Artikel 3.22 | Reiskostenvergoeding woon-werk

 
  1.  

    De werkgever kan een regeling vaststellen voor de vergoeding van reiskosten woon-­werkverkeer.

  2.  

    Als de werknemer tijdens zijn dienstverband:

    1.  

      moet gaan werken op een andere locatie die niet met het openbaar vervoer te bereiken is; of

    2.  

      door de opgedragen werktijden de locatie niet per openbaar vervoer kan bereiken,

  3.  

    dan krijgt hij een kilometervergoeding. De werkgever bepaalt de hoogte van deze kilometervergoeding. De werkgever en de werknemer kunnen in overleg een andere vorm van compensatie bepalen.

 

Artikel 3.22a | Vergoeding hybride werken

 
  1.  

    De werknemer krijgt een vergoeding hybride werken, die bestaat uit een thuiswerkvergoeding van €2,15 netto en een internetvergoeding van €0,85 netto, voor iedere dag die hij thuis werkt, ongeacht de omvang van zijn dienstverband.

  2.  

    De vergoeding hybride werken geldt alleen op de dagen waarop de werknemer met de werkgever heeft afgesproken om thuis te werken.

  3.  

    De werknemer die op een dag in overwegende mate thuiswerkt, krijgt voor die dag geen reiskostenvergoeding woon-werk. De werkgever kan hiervan afwijken.

  4.  

    De werknemer die op een dag in overwegende mate op een locatie van de werkgever werkt, krijgt voor die dag geen vergoeding hybride werken. De werkgever kan hiervan afwijken.

  5.  

    De werknemer die op een dag thuiswerkt en een dienstreis maakt waarvoor de werknemer een vergoeding krijgt op basis van artikel 3.21, krijgt voor deze dag ook een vergoeding hybride werken.

  6.  

    De werkgever kan aanvullende regels vaststellen voor de uitvoering van de vergoeding hybride werken.

  7.  

     Als de werkgever op 21 februari 2023 een internetvergoeding gaf aan de werknemer die hoger is dan de vergoeding in lid 1, kan die blijven gelden.

 

Artikel 3.23 | Collectieve zorgverzekering

 
  1.  

    De VNG sluit een collectieve zorgverzekering af waar werknemers aan deel kunnen nemen. Ook postactieven en inactieven kunnen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering.

  2.  

    Een inactieve in lid 1 is de oud-werknemer met een:

    1.  

      WW-uitkering,

    2.  

      reparatie-uitkering,

    3.  

      na-wettelijke uitkering,

    4.  

      WAO-uitkering,

    5.  

      WIA-uitkering, of

    6.  

      wachtgelduitkering,

  3.  

    die direct voorafgaand aan de uitkering in dienst was van de werkgever.

 
  1.  

    Een postactieve in lid 1 is de oud-werknemer met een:

    1.  

      uitkering functioneel leeftijdsontslag,

    2.  

      ouderdomspensioen van het ABP, of

    3.  

      ABP keuzepensioen,

  2.  

    die direct voorafgaand aan de uitkering of dit pensioen in dienst was van de werkgever of een inactieve was.

 

Artikel 3.24 | Tegemoetkoming kosten zorgverzekering

 
  1.  

    De werknemer krijgt een tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering.

  2.  

    De werkgever betaalt de tegemoetkoming jaarlijks in december uit.

  3.  

    De hoogte van de tegemoetkoming is, ongeacht de omvang van het dienstverband:

    1.  

      €296 voor de werknemer met een salaris lager dan of gelijk aan het maximum van salarisschaal 6;

    2.  

      €168­ voor de werknemer met een hoger salaris dan in sub a.

  4.  

    De maand december is hiervoor de peildatum. Bij uitdiensttreding geldt hiervoor de laatste maand van het dienstverband.

 
  1.  

    Bij indiensttreding of ontslag na 1 januari krijgt de werknemer de tegemoetkoming naar rato.

 

Artikel 3.25 | TOR

 

De werknemer die een TOR krijgt, behoudt dat recht op een TOR volgens de regels in bijlage 5A.