§1 | VAN WERK NAAR WERK-TRAJECT BIJ BOVENTALLIGHEID

 

Artikel 9.1 | Toepassing

 
  1.  

    Deze paragraaf geldt voor de werknemer:

    1.  

      die boventallig is; en

    2.  

      die op de datum waarop deze boventalligheid ingaat minimaal 24 maanden in dienst is bij de werkgever.

  2.  

    De werkgever kan een regeling vaststellen met aanvullende afspraken over het Van werk naar werk-traject. 

 

Artikel 9.2 | Van werk naar werk-traject en geen transitievergoeding

 
  1.  

    De werknemer in artikel 9.1 heeft recht op een Van werk naar werk-traject.

  2.  

    De werknemer die aan het einde van het Van werk naar werk-traject wordt ontslagen op grond van artikel 7:669 lid 3, onder a BW heeft op grond van artikel 7:673b lid 1 BW geen recht op de transitievergoeding in artikel 7:673 BW. De werknemer heeft in de plaats van de transitievergoeding namelijk een Van werk naar werk-traject gehad.

  3.  

    Het Van werk naar werk-traject is een voorziening die bijdraagt aan het beperken van de werkloosheid. De werknemer krijgt, als hij voldoet aan de voorwaarden in hoofdstuk 10, ook een aanvullende en na-wettelijke uitkering.

 

Artikel 9.3 | Duur Van werk naar werk-traject

 

Een Van werk naar werk-traject duurt maximaal 24 maanden. De opzegtermijn in artikel 2.12 valt binnen deze 24 maanden. 

 

Artikel 9.4 | Doel Van werk naar werk-traject

 

De werkgever en de werknemer richten hun inspanningen op:

 
  1.  

    plaatsing van de werknemer in een passende of geschikte functie bij de werkgever; of

  2.  

    aanvaarding door de werknemer van een functie bij een andere werkgever.

 

Artikel 9.5 | Start Van werk naar werk-traject

 

De werkgever bepaalt de datum waarop de werknemer boventallig wordt. Het Van werk naar werk-traject start op die datum. 

 

Artikel 9.6 | Van werk naar werk-onderzoek

 
  1.  

    De werkgever en de werknemer onderzoeken samen de wensen en ontwikkelingsmogelijkheden van de werknemer bij de eigen of andere werkgever. Zij onderzoeken ook zijn kansen op de regionale arbeidsmarkt.

  2.  

    Bij dit onderzoek kunnen de werkgever en de werknemer een gecertificeerd loopbaanadviseur inschakelen. 

  3.  

    Het Van werk naar werk-onderzoek kan al starten vóór de datum waarop het Van werk naar werk-traject begint. Het onderzoek is uiterlijk binnen een maand klaar. 

 

Artikel 9.7 | Van werk naar werk-contract

 
  1.  

    Binnen 3 maanden na afronding van het Van werk naar werk-onderzoek stellen de werkgever en de werknemer een Van werk naar werk-contract op.

  2.  

    Het contract bevat:

    1.  

      de doelen;

    2.  

      de voorzieningen die nodig zijn om deze doelen te bereiken;

    3.  

      nadere afspraken; en

    4.  

      de daaraan verbonden termijnen.

  3.  

    De werkgever en de werknemer kunnen afspraken maken over:

    1.  

      het toekennen van professionele begeleiding en de duur van die begeleiding;

    2.  

      het ergens anders opdoen van werkervaring;

    3.  

      de werkzaamheden die de werknemer tijdens het Van werk naar werk-traject verricht;

    4.  

      het volgen van een opleiding en het budget voor die opleiding;

    5.  

      beperkingen van de werknemer, die zijn gebleken uit het Van werk naar werk­onderzoek;

    6.  

      de tijd die de werknemer mag gebruiken voor sollicitaties en voor andere inspanningen om ander werk te vinden. Deze tijd is minimaal 20% van het dienstverband.

  4.  

    De noodzakelijke kosten van het Van werk naar werk-traject die de werkgever betaalt zijn maximaal € 7.500,-. Zijn de kosten hoger, dan bepaalt de werkgever of hij die kosten ook betaalt.

 

Artikel 9.8 | Evaluatie

 

Iedere 3 maanden evalueren de werkgever en de werknemer de uitvoering van het Van werk naar werk-contract. Zij maken hiervan een verslag. 

 

Artikel 9.9 | Einde Van werk naar werk-traject

 

Het Van werk naar werk-traject eindigt als de werknemer:

 
  1.  

    een andere functie bij de eigen of een andere werkgever aanvaardt. Ook als dit een deeltijddienstverband is; of

  2.  

    ontslag neemt of krijgt.

 

Artikel 9.10 | Tussentijds beëindigen Van werk naar werk-traject

 
  1.  

    De werkgever kan het Van werk naar werk-traject beëindigen, als de werknemer:

    1.  

      een aangeboden passende of geschikte functie bij de werkgever weigert; of

    2.  

      een aangeboden functie bij een andere werkgever weigert.

  2.  

    Als het Van werk naar werk-traject eerder eindigt om redenen in lid 1, dan kan de werkgever verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3, onder e BW tegen de dag volgend op die waarop het Van werk naar werk-traject is beëindigd. Als de arbeidsovereenkomst eindigt wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer wordt geen aanvullende, na-wettelijke uitkering of reparatie-uitkering toegekend. 

 

Artikel 9.11 | Advies loopbaanadviseur

 
  1.  

    Een gecertificeerd loopbaanadviseur brengt binnen een maand een advies uit aan de werkgever over het vervolgtraject, als het Van werk naar werk-traject:

    1.  

      na 18 maanden nog loopt; of

    2.  

      zonder resultaat is geëindigd.

  2.  

    De loopbaanadviseur betrekt hierbij de evaluatieverslagen. De werknemer krijgt een afschrift van dit advies.

  3.  

    In het advies van de loopbaanadviseur staat of voortzetting van het Van werk naar werktraject zinvol is. Het gaat dan om de vooruitzichten op korte termijn en de vraag of doorgaan met de inspanningen de kans op een passende of geschikte functie binnen afzienbare termijn vergroot.

  4.  

    De werkgever beslist of het advies van de loopbaanadviseur wordt overgenomen.

 

Artikel 9.12 | Beëindigen Van werk naar werk-traject bij einde van de duur

 
  1.  

    De werkgever beslist na ontvangst van het advies van de loopbaanadviseur over het vervolg van het Van werk naar werk-traject.

  2.  

    Als de werkgever besluit om het Van werk naar werk-traject na 24 maanden niet te verlengen, kan hij de arbeidsovereenkomst opzeggen.

 

Artikel 9.13 | Verlengen Van werk naar werk-traject

 
  1.  

    De werkgever kan voorstellen het Van werk naar werk-traject eenmalig voor een redelijke en bepaalbare periode te verlengen, als:

    1.  

      een andere werkgever schriftelijk toezegt dat hij binnen een half jaar een functie voor de werknemer heeft; of

    2.  

      voortzetting van het Van werk naar werk-traject de kans op het vinden van een passende of geschikte functie aantoonbaar groter maakt.

  2.  

    Als de werkgever aan het einde van de periode van verlenging besluit het Van werk naar werk-traject niet voort te zetten, zegt hij de arbeidsovereenkomst op.

 

Artikel 9.14 | Niet nakomen Van werk naar werk-contract

 
  1.  

    Als de werkgever of de werknemer vindt dat de ander zich niet houdt aan het Van werk naar werk­-contract, dan bespreekt hij dit met de ander. De bedoeling van dit gesprek is samen afspraken te maken over verbetering. Zij maken hiervan een verslag.

  2.  

    Als de werkgever of de werknemer na het gesprek in lid 1 alsnog de afspraken niet nakomt, dan heeft dit gevolgen voor de voortzetting van het contract. In dit geval kan:

    1.  

      de werknemer verlenging van het Van werk naar werk-traject eisen met een redelijke termijn. De periode waarin de afspraken niet zijn nagekomen dient als richtlijn. Tijdens de verlenging komt de werkgever de afspraken alsnog zoveel mogelijk na.

    2.  

      de werkgever het Van werk naar werk-traject tussentijds beëindigen en een ontslagprocedure starten.

  3.  

    Als de werkgever en de werknemer er samen niet uitkomen, geldt artikel 11.5.

 

§2 | ONTSLAGCOMMISIE

 

Artikel 9.15 | Cao Ontslagcommissie

 
  1.  

    Partijen bij deze cao hebben op grond van artikel 7:671a lid 2 BW, met ingang van 1 januari 2020 een onafhankelijke ontslagcommissie ingesteld voor de duur van 4 jaar. Na evaluatie van het functioneren van de ontslagcommissie, nemen partijen een besluit over de eventuele voortzetting daarvan. De ontslagcommissie wordt verlengd tot 1 januari 2027.

  2.  

    De werkwijze van de Cao Ontslagcommissie, de commissieleden en de bij een aanvraag te volgen procedures zijn geregeld in een reglement. Het reglement is opgenomen in bijlage 3.

  3.  

    De Cao Ontslagcommissie is bevoegd om in de plaats van het UWV aan de werkgever toestemming te geven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3, onder a BW.

  4.  

    De werkgever die de arbeidsovereenkomst met een werknemer op grond van artikel 7:669 lid 3, onder a BW wil opzeggen, vraagt daarvoor toestemming aan de Cao Ontslagcommissie. De arbeidsovereenkomst kan pas door de werkgever worden opgezegd na ontvangst van de toestemming voor ontslag.

  5.  

    De Cao Ontslagcommissie toetst een verzoek om toestemming voor ontslag aan:

    1.  

      de regels die golden op het moment waarop de werknemer boventallig is geworden, voor de werknemer die voor 1 januari 2020 boventallig is geworden, op grond van artikel 11.3 Aanpassingswet Wnra; of

    2.  

      de artikelen in de Ontslagregeling voor een werknemer die op of na 1 januari 2020 boventallig is geworden.

  6.  

    Bij het vaststellen van de ontslagvolgorde, wordt per groep van uitwisselbare functies uitgegaan van de functies die op de peildatum voorkomen in het organogram van het organisatieonderdeel, dat volgens het reorganisatiebesluit wordt gereorganiseerd. Artikel 14 van de Ontslagregeling is niet van toepassing.